Algemeen
21.01.2020
3 min om te lezen

Hof: productaansprakelijkheid met betrekking tot een MoM-prothese

Het hof buigt zich over de vraag wie als producent aangemerkt wordt. De MoM-prothese bestaat uit vier onderdelen die op verschillende tijdstippen in het verkeer zijn gebracht, waardoor de vervaltermijn van de vier onderdelen op verschillende tijdstippen voltooid is.

Geïntimeerde heeft op 24 september 2004 een operatie ondergaan in het ziekenhuis waarbij bij hem een heupprothese is ingebracht door een orthopedisch chirurg. Deze heupprothese wordt ook wel een MoM-prothese genoemd doordat er sprake is van een metalen kom en metalen kop (metaal op metaal). De MoM-prothese bestaat uit vier onderdelen, te weten een kom (die in het bekken wordt geplaatst), een kop (die in de kom draait) met daarin een adapterhuis waaraan een steel is bevestigd (die in het dijbeen wordt geplaatst). Vervolgens is bij geïntimeerde na bloedonderzoek een verhoging van de kobalt- en chroomwaarden geconstateerd waardoor er een revisieoperatie heeft moeten plaatsvinden. Geïntimeerde vordert een verklaring voor recht dat er hoofdelijke aansprakelijkheid bestaat voor de geleden en nog te lijden schade als gevolg van de implementatie van de MoM-prothese. Zimmer c.s. voert verweer (Zimmer Inc. Gevestigd te VS, Zimmer GmbH gevestigd te Zwitserland en Zimmer Biomet Nederland).

Allereerst dient te worden vastgesteld dat Nederlands recht van toepassing is, nu de zaak een internationaal karakter draagt. Zimmer Inc en Zimmer GmbH zijn in deze procedure verschenen zonder de rechtsmacht van de Nederlandse rechter te betwisten, waardoor het hof uitgaat van een stilzwijgende forumkeuze en de Nederlandse rechter aldus bevoegd is om kennis te nemen van het geschil.

Vervolgens beoordeelt het Hof wie als producent aangemerkt kan worden. Als vaststaand wordt aangenomen dat Zimmer Inc. welke gevestigd is in de V.S. de medische hulpmiddelen produceert voor de Amerikaanse markt en Zimmer GmbH voor de Europese markt, omdat de wettelijke vereisten waaraan medische hulpmiddelen op de Amerikaanse markt moeten voldoen anders zijn dan de vereisten voor de Europese markt. Het Hof oordeelt dat Zimmer Inc. op geen enkele wijze zich naar buiten toe heeft gepresenteerd als producent door een merk, naam of ander onderscheidingsteken op het product, waardoor Zimmer Inc. niet als producent aangemerkt kan worden. Zimmer Biomet Nederlands houdt zich met name bezig met de import en verkoop van Zimmer-producten op de Nederlandse markt. De vier onderdelen van de MoM-prothese zijn geproduceerd door GmbH en door Zimmer Biomet Nederland (in)gekocht ten behoeve van de Nederlandse ziekenhuizen. Op grond van art. 6:187 lid 3 BW kan naast Zimmer GmbH ook Zimmer Biomet Nederlands als producent worden aangemerkt.

Dan komt het Hof aan bij de vervaltermijn van art. 6:191 lid 2 BW. Het artikel brengt mee dat het recht op schadevergoeding vervalt door verloop van 10 jaren nadat de producent de zaak (die de gestelde schade heeft veroorzaakt) in het verkeer heeft gebracht. Deze absolute vervaltermijn kan niet gestuit of geschorst worden. Hierbij heeft de regel te gelden dat “in het verkeer gebracht” moet worden aangemerkt wanneer het het productieproces van de producent heeft verlaten en is opgenomen in een verkoopproces in een vorm waarin het aan het publiek wordt aangeboden voor gebruik of consumptie.

In het proces wordt vastgesteld dat de kop op 9 februari 2004, de kom op 5 augustus 2004, de adapter op 16 augustus 2004 en de steel op 3 juni 2004 zijn verzonden en aldus twee dagen later door Zimmer Biomet Nederland (importeur) zijn ontvangen. Van deze data wordt in het verdere proces uitgegaan. De inleidende dagvaarding is op 19 mei 2004 uitgebracht waardoor de vervaltermijn 10 jaar later verstrijkt.

De Hof oordeelt dat het gaat om een eindproduct dat uit meerdere onderdelen bestaat (de MoM-prothese), die op verschillende tijdstippen in het verkeer zijn gebracht door één en dezelfde producent en de gestelde gebrekkigheid veroorzaakt wordt door een combinatie van twee van die onderdelen (de kop en de kom), start de vervaltermijn van het eindproduct naar het oordeel van het hof in dit geval bij het in het verkeer brengen van de kom (thans 7 augustus 2004, de datum van ontvangst van de kom bij de importeur). Hiermee wil het Hof voorkomen dat een vervaltermijn van een producent rechtens en feitelijk wordt voltooid, omdat een eerste onderdeel al (veel) eerder in het verkeer is gebracht dan de overige onderdelen. De inleidende dagvaarding is dus binnen de 10 jaren aangebracht.