Hof: verklaring voor recht over causaal verband tussen ongeval en klachten wordt beperkt in tijd in verband met suggestie deskundige voor een medische behandeling
In juni 2010 is het slachtoffer, vlak voor haar 14e verjaardag, betrokken geweest bij een verkeersongeval. Zij zat als op de achterbank van een auto, toen deze van achteren werd aangereden. De aansprakelijkheid is door de verzekeraar van het achterop rijdende voertuig, ASR, erkend. In deze procedure staan de klachten van het slachtoffer en het causaal verband tussen de klachten en het ongeval ter discussie.
Door de Rechtbank is een ongeclausuleerde verklaring voor recht afgegeven voor het bestaan van een causaal verband tussen de klachten en het ongeval. In deze verklaring werd gesproken over postwhiplash gerelateerd letsel en deze was onbeperkt in tijd. Aangezien sprake was van een geringe delta v bij het ongeval (3,4 tot 7,2 km/uur), stelt ASR (appellante) de klachten die het slachtoffer ervaart ter discussie. Ook stelt ASR het causaal verband tussen de klachten en het ongeval ter discussie.
Om hierover meer duidelijkheid te verschaffen, heeft het Hof vier deskundigen benoemd: een neuroloog, een neuropsycholoog, een psychiater en een revalidatiearts. De deskundigen hebben van hun bevindingen rapporten uitgebracht. Het Hof overweegt dat deze rapporten voldoen aan de gestelde eisen en gaat bij de beoordeling van het geschil van de bevindingen en conclusies van de deskundigen.
Allereerst worden de klachten van het slachtoffer besproken. Uit de verschillende rapporten van de deskundigen komt naar voren dat het slachtoffer onder meer hoofd-, nek- en schouderpijn ondervindt. Tevens ondervindt zij slaapproblemen en ernstige vermoeidheidsklachten die tevens concentratie- en geheugenklachten veroorzaakt. Het Hof overweegt dat de aanwezigheid van de nek- en hoofdpijn en de ernstige vermoeidheidsklachten, waardoor de concentratieklachten en vergeetachtigheid ontstaan, voldoende aannemelijk is gemaakt met de deskundigenrapporten. Het klachtenbeeld is consequent, consistent en vertoont een samenhangend klachtenpatroon, waarbinnen de vermoeidheid dominant is. Verder is het klachtenbeeld niet verzonnen of overdreven. De vermoeidheid leidt tot een zeer beperkte belastbaarheid van het slachtoffer. De slaapproblemen zijn volgens het Hof onvoldoende aannemelijk, omdat deze niet zijn vastgesteld in het neurologisch onderzoek en het slachtoffer hierover geen consistente informatie geeft.
Daarna komt het Hof toe aan de beoordeling van het causaal verband tussen de klachten en het ongeval. Het Hof acht het voldoende aannemelijk dat er een juridisch causaal verband tussen de voormelde klachten en het ongeval bestaat. In dit kader overweegt het Hof het volgende.
Ten eerste staat tussen partijen niet ter discussie, en volgt uit de deskundigenrapporten, dat het slachtoffer voor het ongeval niet dezelfde of vergelijkbare klachten had.
Ten tweede kan het ongeval de klachten hebben veroorzaakt. De stelling van ASR dat de delta v te gering was om een whiplash te doen ontstaan, wordt afgewezen nu deze diagnose niet door de deskundigen is gesteld. De deskundigen hebben namelijk de diagnose somatische symptoomstoornis en de daarbij aansluitende diagnose chronisch pijnsyndroom gesteld. Deze klachten kunnen ook ontstaan door een botsing waarbij niet sprake is van een substantiële impact.
Tenslotte overweegt het Hof dat een alternatieve verklaring voor de klachten niet aannemelijk is geworden. De door de deskundigen gestelde diagnose biedt namelijk een overkoepelende verklaring voor de klachten van het slachtoffer. Derhalve is niet relevant of één of meer van de klachten ook zonder het ongeval zouden zijn ontstaan, maar of de somatische symptoomstoornis ook zonder het ongeval zou zijn ontstaan. Uit de voorgeschiedenis van het slachtoffer volgt volgens de deskundigen geen verklaring voor de stoornis, waardoor geen predispositie kan worden vastgesteld. Ook blijkt uit de deskundigenrapporten niet dat er een andere gebeurtenis in het leven van het slachtoffer is waardoor de stoornis kan zijn ontstaan.
Het hof acht het bestaan van een causaal verband tussen de klachten en het ongeval dan ook voldoende aannemelijk op basis van de deskundigenrapporten.
Tot slot oordeelt het hof of sprake is van een medische eindtoestand. Door één van de deskundigen is een concrete therapeutische suggestie gedaan. Het hof overweegt dat er daarom nog niet gesproken kan worden van een medische eindtoestand. Van het slachtoffer mag worden verlangd dat zij zich tot het uiterste inspant om de genoemde suggestie te volgen. Indien zij dit niet doet, dan is voorstelbaar dat het causaal verband doorbroken wordt.
Nu er nog geen sprake is van een medische eindtoestand, acht het Hof de eerder verleende ongeclausuleerde verklaring voor recht onjuist. Het Hof verleent derhalve een verklaring voor recht beperkt in tijd tot het einde van 2022. Het is aan de rechter in de schadestaatprocedure om opnieuw een beslissing over het causaal verband te nemen in 2023. Door de verklaring in tijd te beperken krijgt het slachtoffer de gelegenheid om de behandelingsoptie op te volgen zonder de directe druk van een lopende gerechtelijke procedure. Tevens biedt dit de rechter de gelegenheid om rekening te houden met eventuele positieve resultaten van de behandelingsoptie en een eventuele weigering van het slachtoffer om zich in te spannen de voorgestelde therapie te volgen. Dit laatste kan aan de orde worden gesteld in het kader van de schadebeperkingsplicht.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHARL:2021:1759