Algemeen
26.07.2021
5 min om te lezen

WAM verzekeraar aansprakelijk voor schade aan paard dat schrikt van een voorbijrijdende auto

Een automobilist rijdt over het privéterrein van de eigenaar van een paard. Hierbij wijkt de automobilist af van de verharde weg en rijdt over het pad dat zich tussen de rijbak en de stapmolen bevindt. Een paard dat zich in de stapmolen bevindt, schrikt hier zo van dat het ten val komt als gevolg waarvan schade ontstaat. De eigenaar van het paard spreekt de WAM-verzekeraar van de automobilist aan voor de schade op grond van artikel 6 WAM. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de automobilist niet aansprakelijk is voor de gevorderde schade. Hiertegen is door de eigenaar van het paard hoger beroep ingediend.

 

Toepasselijkheid WAM

De WAM-verzekeraar van de auto is van mening dat de WAM niet van toepassing is en dat er geen dekking bestaat voor de schade als gevolg van onderhavig ongeval. Voor de toepasselijkheid van de WAM is vereist dat de schade is veroorzaakt door of met een motorrijtuig, voortvloeiend uit deelname aan het verkeer. Dat is in casu het geval, daar de schade voortvloeit uit het rijden met een auto die gebruikt is op de wijze waarvoor een auto bedoeld is, namelijk als vervoermiddel en niet (uitsluitend) als werktuig. Het feit dat schade aan een paard is ontstaan dat niet deelnam aan het verkeer en schrok van de auto of het kraken van een tak onder de wielen van de auto, doet hier niets aan af. Ook doet niet ter zake dat de auto niet op de openbare weg reed, maar op privéterrein evenals het feit dat de automobilist op een gedeelte van het terrein reed dat daarvoor niet geschikt is. Evenmin is het toegestaan om schade die veroorzaakt is door het rijden op een terrein dat ongeschikt is voor verkeer uit te sluiten van dekking.

 

Onrechtmatig handelen

Voor een geslaagd beroep op artikel 6 WAM als grondslag voor een schadevergoeding, is het noodzakelijk dat de automobilist hiervoor aansprakelijk wordt geacht. In dit kader dient beoordeeld te worden of de automobilist naar in het maatschappelijk verkeer geldende maatstaven onrechtmatig jegens de paardeneigenaar heeft gehandeld. De Wegenverkeerswet en het RVV zijn immers niet op de casus van toepassing, omdat de automobilist niet op de openbare weg reed. Met name het antwoord op de vraag of de automobilist door zijn handelen een gevaar in het leven heeft geroepen, welk gevaar reden voor hem had moeten zijn om van dat handelen af te zien vanwege de in het maatschappelijk verkeer jegens de eigenaar van het paard in acht te nemen zorgvuldigheid, is van belang. Deze vraag zal beantwoord moeten worden in het licht van de concrete omstandigheden van het geval waarbij betekenis toekomst aan de zogenaamde Kelderluikcriteria: de kenbaarheid van het gevaar, de kans op ongevallen, de ernst van de gevolgen daarvan en de bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen.

 

Oordeel Hof: de WAM-verzekeraar is aansprakelijk

Het Hof heeft geoordeeld dat de WAM-verzekeraar aansprakelijk is voor de schade van de paardeneigenaar. De zorgvuldigheid die de automobilist in het maatschappelijk verkeer in acht had te nemen, bracht mee dat hij ervan had moeten afzien om het onnodige gevaar met het daaraan verbonden risico op schade in het leven te roepen. Hij had enkel de aangewezen, verharde weg dienen te volgen. Door het gevaar toch in het leven te roepen, heeft de automobilist onrechtmatig jegens de eigenaar van het paard gehandeld. Het Hof heeft hierbij de volgende omstandigheden van belang geacht:

  • Paarden zijn vluchtdieren. Hier dient rekening mee gehouden te worden door een ieder die zich op het terrein bevindt. Een stapmolen brengt meer risico met zich mee als een paard vluchtgedrag vertoont dan een paddock, omdat in deze laatste meer ruimte is voor vluchtbewegingen;
  • De automobilist kende de situatie ter plaatse, hij wist dat paarden vluchtdieren zijn en hij was bekend met de werking van een stapmolen. Ook wist hij dat de door hem gebruikte doorgang tussen de rijbak en de bomenrij niet bedoeld was voor autoverkeer. De automobilist dacht sneller te kunnen rijden door de onverharde doorgang te nemen.
  • Op het moment dat betrokkene het terrein opreed, kon hij zien dat een van de paarden niet in de paddocks stond en zich dus mogelijk in de stapmolen bevond. Volgens het Hof doet het er niet toe of de automobilist wist of moest weten dat de stapmolen op dat moment in werking was. Het gaat erom dat hij niet wist of niet zeker kon weten dat dit niet het geval was, zonder zich daarvan te vergewissen, en dat hij er daarom rekening mee moest houden dat de stapmolen in werking kon zijn. Gezien de situatie ter plaatse en de in acht te nemen behoedzaamheid lag het niet voor de hand de verharde weg te verlaten. Hierdoor riep de automobilist een gevaar met een voorzienbaar risico in het leven voor het geval zich een paard in de stapmolen zou bevinden. Het was volgens het Hof onnodig om dit gevaar in het leven te roepen;
  • De omstandigheid dat de automobilist werkzaamheden voor de paardeneigenaar verrichte tegen een geringe vergoeding, weegt in dit geval onvoldoende zwaar om de onrechtmatigheid weg te nemen.

 

Geen eigen schuld paardeneigenaar

Verder heeft het Hof geoordeeld dat geen sprake is van eigen schuld aan de zijde van de paardeneigenaar. Volgens de WAM-verzekeraar had de paardeneigenaar maatregelen moeten treffen om te voorkomen dat het paard had kunnen schrikken door het plaatsen van een waarschuwingsbord of hek, het verwijderen van takken of door bij de stapmolen te blijven. Het Hof oordeelt dat onvoldoende is aangevoerd voor de conclusie dat de paardeneigenaar destijds erop bedacht moest zijn dat de automobilist met zijn auto niet de verharde weg zou nemen, maar over het gras via de smalle onverharde doorgang zou rijden. Voor zover de paardeneigenaar desondanks in dit opzicht iets valt te verwijten, valt dit in het niet bij de onzorgvuldigheid van de automobilist.