Algemeen
19.12.2019
3 min om te lezen

Hoge Raad: werkgever heeft geen regresrecht voor afgedragen pensioenpremie

Een werknemer is betrokken geraakt bij een verkeersongeval en daardoor arbeidsongeschikt geraakt. Op grond van artikel 6:107a lid 2 BW heeft de werkgever van de aansprakelijke verzekeraar vergoeding van de loonschade, welke zij ten gevolge van het ziekteverzuim van haar werknemer heeft geleden, gevorderd. De verzekeraar heeft een schadevergoeding betaald maar partijen zijn het niet eens over de vraag of de verzekeraar ook aansprakelijk is voor de afgedragen pensioenpremies tijdens het ziekteverzuim.

In haar arrest geeft de Hoge Raad antwoord op twee prejudiciële vragen die door het gerechtshof
Den Haag op de voet van artikel 392 Rv zijn gesteld:

  1. Valt de pensioenpremie die door een werkgever verplicht doorbetaald/afgedragen is tijdens ziekte of arbeidsongeschiktheid van een werknemer onder het loonbegrip van artikel 6:107a BW?
  2. Indien er een verhaalsrecht bestaat voor de werkgever, bestaat er dan reden om een verschil te maken tussen het werknemersgedeelte en het werkgeversgedeelte van de betaalde/afgedragen pensioenpremie?

De Hoge Raad gaat eerst in op de vraag of de pensioenpremie onder het loonbegrip van artikel 6:107a BW valt. De Hoge Raad maakt daarbij een onderscheid tussen het werknemersgedeelte en het werkgeversgedeelte van de pensioenpremie.

Over het werknemersgedeelte oordeelt de Hoge Raad: “Onder loon moet worden verstaan de vergoeding die de werkgever voor de bedongen arbeid is verschuldigd aan de werknemer. De werkgever houdt het werknemersgedeelte van de pensioenpremie in op de vergoeding die hij voor de bedongen arbeid is verschuldigd aan de werknemer.” De Hoge Raad concludeert dat het werknemersgedeelte daarmee tot het loon behoort in de zin van artikel 6:107a BW. Het werkgeversgedeelte daarentegen houdt de werkgever niet in op de vergoeding die hij voor de bedongen arbeid aan de werknemer is verschuldigd. De Hoge Raad oordeelt dan ook dat dit gedeelte niet onder het loonbegrip valt en alleen al daarom is verhaal voor het werkgeversgedeelte van de pensioenpremie niet mogelijk.

De Hoge Raad buigt zich vervolgens over de vraag of het werknemersgedeelte dan wel onder het
verhaalsrecht van artikel 6:107a lid 2 BW valt. Voor de beantwoording van deze vraag verwijst de
Hoge Raad naar een eerder arrest waarin is beslist dat het verhaalsrecht van artikel 6:107a lid 2 BW
geen betrekking heeft op ingehouden belasting en premies voor de sociale verzekeringswetten. Het
verhaal van de werkgever in artikel 6:107a lid 2 BW wordt begrensd door het civiele plafond: de
werkgever mag nooit een hoger bedrag in loonkosten vorderen dan de werknemer had kunnen
doen. In de fictieve situatie dat de werkgever het loon van de werknemer niet doorbetaalt en de
aansprakelijke persoon de loonschade aan de werknemer moet vergoeden, heeft de werknemer
recht op vergoeding van het nettoloon.

De Hoge Raad oordeelt vervolgens: “Het ligt voor de hand om, in aansluiting bij hetgeen is beslist
voor op het loon ingehouden belasting en premies voor de sociale verzekeringswetten, artikel 6:107a
lid 2 BW zo uit te leggen dat de werkgever ook voor het op het loon ingehouden werknemersgedeelte
van de pensioenpremie geen verhaal heeft en dus alleen een verhaalsrecht heeft voor hetgeen hij de
werknemer netto uitbetaalt.” De Hoge Raad voegt daaraan toe dat dit in het belang is van de
hanteerbaarheid van de wet en een zo eenvoudig mogelijke toepassing daarvan in de praktijk.

Voor meer informatie, neemt u dan contact op met ons kantoor via 030 242 85 99 of mail naar info@sdwadvocaten.nl
Hoge Raad