Algemeen
10.12.2019
2 min om te lezen

Hof: shockschade toegekend aan autistische jongen die vermoorde moeder vindt

Het hof buigt zich over de vraag of er al dan niet sprake is van een door de rechtbank juiste toepassing van het Taxibus-arrest

In 2013 is de moeder van een 7-jarige vermoord door haar ex-partner. De ex-partner drong in de nacht bij de moeder binnen en heeft haar vervolgens gewurgd tot de dood erop volgde. In de nacht van het misdrijf lag de minderjarige zoon te slapen. In de ochtend heeft de minderjarige het levenloze lichaam van zijn moeder aangetroffen in de slaapkamer en de politie ingeschakeld. In het strafproces is de ex-partner schuldig bevonden aan doodslag en is veroordeeld tot gevangenisstraf en TBS met dwangverpleging.

Namens de minderjarige wordt een vergoeding op grond van “shockschade” gevorderd. De rechter oordeelt dat voor het toekennen van “shockschade” vereist is dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Er dient een rechtstreeks verband te bestaan tussen het gevaarzettend handelen enerzijds en het geestelijk letsel dat een derde door de confrontatie met de gevolgen van dit handelen oploopt anderzijds. De rechter oordeelt dat, nu de minderjarige zoon het levenloze lichaam van zijn moeder heeft aangetroffen, sprake is van een directe en rechtstreekse confrontatie met de gevolgen van het misdrijf en dat er geen twijfel bestaat dat hij bij deze confrontatie een ernstige psychische schok heeft opgelopen. Deze schok is dermate ernstig geweest dat er sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Gezien het vorenstaande komt de rechter tot het oordeel dat de minderjarige een immateriële schadevergoeding ad € 40.000,- toekomt.

Over de hoogte van de immateriële schadevergoeding wordt verder geprocedeerd en het hof wijst op 5 november 2019 arrest. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en oordeelt hierbij dat er voldaan is aan de vereisten uit het Taxibus-arrest doordat er sprake is van een rechtstreekse confrontatie met de omstandigheden en dat deze confrontatie een hevige schok heeft teweeggebracht. Uit deskundige onderzoeken blijkt dat het een dusdanige traumatische ervaring voor de minderjarige is geweest zodat er sprake is van een posttraumatische stressstoornis, hetgeen een in de psychiatrie erkend ziektebeeld is. Tijdens de deskundige onderzoeken blijkt dat de minderjarige bekend is met een ontwikkelingsstoornis, te weten autismespectrumstoornis. Het hof wijst in dit verband op het algemeen beginsel van het schadevergoedingsrecht in letselschadezaken, namelijk dat de dader het slachtoffer heeft te nemen zoals hij dit aantreft bij zijn onrechtmatig handelen en dit beginsel geldt ook voor de vergoeding van shockschade. Het feit dat de minderjarige bekend is met een autismespectrumstoornis, doet daaraan niets af.

Voor meer informatie, neemt u dan contact op met ons kantoor via 030 242 85 99 of mail naar info@sdwadvocaten.nl
ECLI:NL:HR:2002:AD5356
Hoge Raad 22 februari 2002