Algemeen
06.08.2018
2 min om te lezen

Rechtbank Gelderland 12 juli 2018 ECLI:NL:RBGEL:2018:2891

Op 11 maart 2015 reed verzoekende partij in zijn personenauto op de A28. Nadat verzoekende partij een militair voertuig had ingehaald, is het militair voertuig achterop de verzoekende partij gebotst.  De verzoekende partij stelt het Ministerie van Defensie aansprakelijk.

Vaststaat dat het militaire voertuig ter hoogte van Strand Horst achterop de verzoekende partij is gebotst. Ten aanzien van de toedracht van dit ongeval lopen de lezingen van beide partijen echter uiteen.

De verzoekende partij stelt dat hij van rijstrook wisselde toen hij zag dat er genoeg afstand tussen hem en het militair voertuig was.  Vervolgens zag verzoekende partij dat het verkeer aan het stremmen was en remde hierdoor ook af. Vervolgens werd hij van achteren aangereden omdat het militaire voertuig onvoldoende afstand zou hebben gehouden.

De bestuurder van het militair voertuig verklaart dat het verkeer voor hem begon te remmen en hij voelde afstand hield tussen zijn voorganger. Vervolgens zou de verzoekende partij vlak voor hem zou zijn ingevoegd en plots zijn gaan remmen.

Er waren drie getuigen die een verklaring hebben afgelegd. Uit twee verklaringen werd niet duidelijk of en wanneer verzoekende partij voor het militaire voertuig is gaan rijden. Een derde getuige heeft verklaard achter verzoekende partij te hebben gereden en heeft het verhaal van bestuurder van het militaire voertuig bevestigd.

De rechter oordeelt dat het enkele feit d&#224t het militaire voertuig achterop is gebotst niet voldoende is om te vermoeden dat de norm van artikel 19 RVV is geschonden. Het verzoek tot vaststelling van de aansprakelijkheid van het Ministerie van Defensie zal dan ook worden afgewezen.